woensdag, december 07, 2005

Flashback: van de Pyreneeën naar de voorsteden van Parijs


Het was vandaag een dag om snel te vergeten: twee verhalen die niet zo soepel op papier kwamen als ik dat wilde, een irritante e-mail ontvangen en verder nauwelijks buitenlucht gevoeld. Daarom nu een flashback naar de spectaculairste dag uit mijn journalistieke bestaan, die nog niet zo heel lang geleden plaatshad, namelijk vrijdag 4 november. Toen had ik echter nog geen weblog en al had ik er wel een gehad, dan had ik geen tijd gehad om te schrijven.

De dag begon tranquillement. Het was de op een na laatste dag van een reportage in de Franse Pyreneeën (foto boven). Ik was daar voor een drietal verhalen: over het leven in minuscule dorpjes met nauwelijks nog inwoners (als voorbeeld nam ik Montaillou, beroemd door een fantastisch boek van de historicus Emmanuel Le Roy Ladurie) ; over de Spaanse stad Llívia, een exclave geheel ingesloten in Frankrijk en over een school met een speciale klas voor te dikke kinderen in het stadje Luchon. Die laatste ging niet door, omdat ik werd teruggeroepen, maar daarover snel meer.
De dag tevoren was ik met James, een vriend met rijbewijs, in een huurauto van Montaillou via Andorra en een mooie route door Spanje richting Luchon gereden. We besloten vlak voor de grens in het Spaanse stadje Vielha te overnachten, omdat dat goedkoper was en weer eens wat anders dan Frankrijk, waar hij ook woont.
Ik werd dus wakker in Spanje, waar de GPD belde. Enkele dagen eerder waren de rellen in de Franse voorsteden uitgebroken en iedere dag hadden we contact of ik nu terug moest of niet. Ik had vanuit de Pyreneeën al twee achtergrondverhalen geschreven, waarvoor ik de wijken zelf niet in hoefde. Aangezien het nog heviger was geworden, besloot de GPD dat ik nu toch echt terug moest en wel zo snel mogelijk. Aan het eind van de middag wilden ze nog een reportage uit een voorstad, 866,6 kilometer verderop.
Het snelste leek me een vlucht vanuit Toulouse, ruim 160 kilometer van Vielha. In goede vaart reden wij daar dus heen. Mazzeltje (voor de financiën van de GPD) was dat het geen probleem bleek de auto, gehuurd in Perpignan, terug te brengen bij een ander filiaal.
Pech was dat ik ondanks het zeer frequente aantal vluchten toch ruim anderhalf uur moest wachten tot ik naar Parijs kon. Om drie uur landde ik uiteindelijk op Orly, waar ik nog nooit geweest was. Veel tijd om eens rond te snuffelen had ik uiteraard niet, want ik ging zo snel mogelijk met de Orlyval (een metro zonder bestuurder) en de RER naar het centrum.
Een uur na de landing was ik thuis, waar ik nog snel een analyse over de politieke gevolgen moest schrijven. Die zat al goeddeels in mijn hoofd en kreeg ik er in een uurtje uit. Opsturen en naar de banlieue.
Ik besloot naar Le Blanc-Mesnil te gaan, waar donderdag een trein van de RER B bekogeld was met stenen. Vlakbij het station hadden ook rellen plaatsgevonden en was een groot aantal auto's in vlammen opgegaan. Alle elementen waren dus aanwezig voor een mooie repo.
Op het station werd ik al meteen verwelkomd door een penetrante brandlucht. Op een parkeerplaats naast het station stond nog een tiental verbrande auto's, die één voor één werden opgehaald. Bizar was het, maar nog niet erg angstaanjagend. Ik besloot een vrouw - ze bleek een gepensioneerd politieagente - te vragen waar de 'probleemwijk' zich bevond en ze vertelde me dat ik naar het nabijgelegen Aulnay-sous-Bois moest gaan. Ze wilde me er wel heen brengen.
Ik kreeg wat ik hebben wilde. Het was inmiddels donker toen ze me afzette. 'Daar is de bushalte die je naar het station brengt', wees ze. 'Hou die goed in de gaten.' Ik was al vaker in slechte buurten geweest en had geconcludeerd dat zelfs de engste buurten vaak in de praktijk wel meevielen.
Zo niet La Rose-des-Vents. Er hing een slechte sfeer en ik durfde de groepjes hangjongeren niet aan te spreken. Ik liep wat rond, had geen zin de zoveelste journalist te zijn die de baas van het kleine levensmiddelenzaakje ondervraagt en stapte toen toch maar op een groepje jongens af.
'Waar is je collega?' vroegen ze. 'Heb je die niet bij je? Zo, il a des couilles, lui' (hij heeft ballen). Ze antwoordden redelijk serieus op mijn vragen. Ik zat wat nerveus met mijn hand in mijn jaszak aan mijn mobiele telefoon te friemelen, toen ik daar ineens nog een hand voelde. Een van de jongens probeerde mijn telefoon te pikken en had hem al half vast. 'Hé, wat doe je nou? Ik zou toch oprecht naar jullie problemen luisteren,' zei ik. 'Het gaat snel hier,' zei de jongen. 'Het is geen Nederland.'
Ik had inmiddels wel zo ongeveer genoeg stof voor een eerste korte reportage en vond het een mooi moment om afscheid te nemen.
De locatie van de bushalte had ik goed onthouden en een uur later zat ik weer achter mijn bureau om het tweede stukje van de dag te tikken. Met een welverdiende pint zette ik me achter de tv om te kijken wat er die dag nog meer gebeurd was in het land. Daar zag het er op veel plekken ongeveer zo uit als op de hieronder staande foto uit Elsevier. En ik overdacht de dag nog eens: 's ochtends opstaan in de Spaanse Pyreneeën en rond etenstijd in een van de gruwelijkste voorsteden rond Parijs, dat moet je niet iedere dag overkomen.

Labels:

1 Reactie(s):

Blogger Remco Reiding schreef...

Hoi Olivier,

Ik wilde een berichtje achterlaten en doe het maar bij dit persoonlijke verhaal. Je vertelt mooi de achtergronden bij de verhalen, wat het leven van een journalist eigenlijk betekent. Ik herken er veel van, vooral omdat Rusland zo'n immens land is en hier ook nog weleens iets groots gebeurt (aanslagen met name). Hoe dan ook, ga zo door. Laat je niet ontmoedigen door een gebrek aan reacties. Die komen vanzelf.
Groeten,
Je collega uit Moskou

18/12/05 18:48  

Een reactie posten

<< Home