Grote drukte, maar voor trouwe lezers hier een column die ik twee jaar geleden schreef voor de rubriek Standplaats Frankrijk bij de GPD. Foto: JipolBoer in Frankrijk wilde ik vroeger worden. Net als zo’n twee miljoen andere Nederlanders gingen mijn ouders, broer en ik vrijwel ieder jaar met vakantie naar Frankrijk, meestal naar het zuiden. Een reis die grote indruk op me heeft gemaakt, voerde ons naar de Provence, dicht bij de Mont Ventoux.
We hadden er een huisje gehuurd midden in de lavendelvelden. Ik herinner me de stilte, af en toe doorbroken door een tractor, de uitgestrekte velden met paarse bloemen en bovenal de paradijselijke geur. Daar moet het idee ‘boer in Frankrijk’ zijn geboren, toen ik een jaar of acht was. Het vooruitzicht altijd te werken in de lavendelgeur leek me onweerstaanbaar. Zelfs een wesp verborgen tussen de planten, die me door mijn waterschoen buitengewoon pijnlijk in mijn grote teen stak, bracht daar geen verandering in.
Toch maakte de ambitie al binnen enkele jaren plaats voor nieuwe toekomstideeën en verloor ik bovendien de liefde voor Frankrijk. Een tijdje wilde ik snel rijk worden op de beurs, daarna zou ik de wereld gaan redden als ontwikkelingswerker in Afrika en toen ik ten slotte op de leeftijd kwam dat ik moest kiezen, werd het journalist.
In Frankrijk. Via een omweg was mijn interesse weer teruggekomen. Tijdens mijn wereldverbeteraarperiode was ik antropologie gaan studeren en Frans erbij. Dat zou goed van pas komen in West-Afrika, de streek die ik zou ontwikkelen. Op de universiteit besefte ik hoe moeilijk het is de wereld te verbeteren en vond ik Frans leuker, dus die studie heb ik uiteindelijk afgerond.
Eerder dan gehoopt ben ik nu journalist in Frankrijk. Niet op het platteland, maar in Parijs. Toch heb ik het genoegen regelmatig mijn bijna-collega’s op te zoeken. Iedere keer als ik de drukke boulevards van Parijs verruil voor de frisse lucht van het platteland, maakt een aangenaam gevoel zich van mij meester. Dat is het echte Frankrijk, zoals ik dat ken van de vroegere vakanties.
Ik bezocht schaapherders in de Pyreneeën, biologische boeren in Lotharingen en ganzenhoeders nabij Toulouse. En afgelopen zomer gebeurde het: voor een reportage ging ik naar een lavendelboer in de Provence. Ogenblikkelijk voerde de indringende geur mij terug naar het verleden, als in de roman van Marcel Proust, waarin de smaak van een madeleine-cakeje de verteller in zijn gedachten terugvoert naar zijn jeugdjaren.
De boer nam me mee naar de velden en naar de schuur waar hij de olie uit de bloemen perst. Er stond een oude huifkar om het idyllische beeld compleet te maken. Ik mijmerde weg. Het was nog niet te laat: ik zou nog steeds boer in Frankrijk kunnen worden.
Tot ik mij de reden voor mijn komst herinnerde: het ging niet zo goed met de Franse lavendelproducenten. Mede door nieuwe concurrentie uit Oost-Europa en China waren de prijzen op de wereldmarkt sterk gedaald. De boeren, die tot nu toe zonder subsidies rondkwamen, hebben wellicht binnenkort ook overheidsgeld nodig om te overleven.
Ik herinnerde me dat problemen ten grondslag lagen aan vrijwel al mijn bezoeken aan het boerenland. Nu heeft dat wellicht te maken met de eigenaardige gewoonte van journalisten dat zij iets pas interessant vinden zodra er problemen zijn, maar de feiten liggen er: de herders moeten rondkomen met minder dan het minimumloon, waarvan de helft uit Brussel komt (maar hoe lang nog?), de Franse wijn maakt moeilijke tijden door en de ganzenleverproductie is omstreden, om enkele voorbeelden te noemen.
Wijselijk besloot ik mijn oude ambitie geen nieuw leven in te blazen. Op de lokale markt kocht ik een paar zakjes lavendel, die ik eenmaal thuis op strategische plekken in mijn appartement neerlegde. Vanachter mijn laptop geniet ik van het beste van twee werelden.